敲く
JMdict 200217
Word 叩く ; 敲く
Reading たたく
Translation dut slaan ; kloppen ; meppen ; tikken {軽く} ; aantikken ; bonzen {激しく} ; beuken ; hameren ; bonken {どんと} ; klappen {手を} ; stompen {ごつんと} ; roeren {口を} ; bekloppen {i .h.b.} ; aankloppen {i .h.b.} ; aanslaan {ピアノの鍵を} ; aanvallen ; attaqueren ; bekritiseren ; hekelen ; de volle laag geven ; de wind van voren geven ; onder vuur nemen ; ervan langs geven ; bestoken ; aanvallen ; polsen {意見を} ; peilen ; fijnsnijden {肉を} ; hakken ; drukken {値段を} ; doen zakken ; naar beneden brengen ; reduceren ; afpingelen ; beknibbelen Translation hun csap ; elcsen ; hirtelen szert tesz vmire ; leenged ; megadja magát ; megcsap ; megfeneklik ; megüt ; megver ; nekiütődik ; odavág ; ráakad ; rábukkan ; sztrájkol ; támad vmi ellen ; üt ; ver ; vmi ellen támad ; vmire hirtelen szert tesz ; beporoz ; kiporol ; leporol ; port töröl ; becsap ; becsmérel ; erőszakot követ el ; félrevezet ; gyaláz ; ócsárol ; rászed ; sérteget ; fellángol Translation slv udarjati {z roko ipd .} ; biti {s čim po čem , na kaj} ; trkati Translation spa golpear ; dar palmadas ; desempolvar ; tocar tambor ; ofender ; insultar
Translation eng to strike ; to clap ; to knock ; to beat ; to tap ; to pat ; to play drums ; to abuse ; to bash ; to flame (e.g. on the Internet ) ; to insult ; to consult ; to sound out ; to brag ; to talk big ; to call ; to invoke (e.g. a function ) Translation ger schlagen ; hauen ; klopfen ; pochen ; heruntermachen (z.B. in der Zeitung ) Translation fre battre ; frapper ; cogner ; rosser ; taper ; tapoter ; jouer de la batterie ; jouer du tambour ; consulter ; sonder ; demander un avis ; se vanter ; fanfaronner ; invoquer ; appeler ( par ex . une fonction ) Translation rus 1) бить , колотить ; ударять ; стучать ; хлопать ; 2) ( перен .) нападать

迯げる
JMdict 200217
Word 逃げる ; 迯げる
Reading にげる
Translation dut vluchten ; weglopen ; wegvluchten ; wegvliegen ; wegrennen ; ervandoor gaan ; op de loop gaan ; op de vlucht slaan ; wegwezen ; het op een lopen zetten ; zich wegscheren ; zich wegpakken {veroud .} ; deserteren {fig .} ; afbrassen {fig .} ; vlieden {lit .t.} ; de benen nemen {uitdr .} ; benen maken {uitdr .} ; zich uit de voeten maken {uitdr .} ; 'm smeren {uitdr .} ; 'm piepen {uitdr .} ; het hazenpad kiezen {uitdr .} ; zijn hielen laten zien {uitdr .} ; de hielen lichten {uitdr .} ; de plaat poetsen {uitdr .} ; {uitdr . ; inform .} de kuierlatten nemen ; {uitdr . ; volkst .} van de wiek gaan ; {uitdr . ; volkst .} riedel nemen ; ontsnappen ; ontkomen ; wegkomen ; ontglippen ; ontvluchten ; uitraken ; ontlopen ; uit de weg gaan ; ontwijken ; zich onttrekken aan ; de ruimte kiezen {uitdr .} ; ontvlieden {lit .t.} ; ervan afkomen ; vermijden Translation hun elmenekül ; megmenekül ; megszökik ; elfut Translation slv zbežati ; bežati ; pobegniti Translation spa escapar ; huir Translation swe fly ; rymma
Translation eng to escape ; to run away Translation ger fliehen ; weglaufen ; entkommen ; ausreißen ; sich aus dem Staub machen ; sich drücken ; sich entziehen ; einen Rückzieher machen ; von etw . zurücktreten Translation fre fuir ; s'enfuir Translation rus 1) бежать ; убежать ; сбежать ; 2) (を) обходить ( что-л .), уклоняться , уходить ( от чего-л .), избегать ( чего-л .)

搾る
JMdict 200217
Word 絞る ; 搾る
Reading しぼる
Translation dut persen ; pijnen ; pressen ; uitpersen ; uitknijpen ; wringen ; uitwringen ; {牛乳 ; 乳を} melken ; trekken {涙を} ; inspannen ; forceren ; afpijnigen {智恵を} ; pijnigen ; opspannen {弓を} ; spannen ; zwaar drillen {従業員を} ; zwaar trainen ; afdwingen ; afzetten ; afpersen ; uitzuigen ; knevelen ; plukken ; uitbuiten ; exploiteren ; berispen ; een uitbrander ; schrobbering ; standje geven ; onder handen nemen ; ernstig onderhouden ; duchtig doorhalen ; flink aanpakken ; ervan langs geven ; uitfoeteren ; scherp terechtwijzen ; de mantel uitvegen {uitdr .} ; de oren wassen {uitdr .} ; het vuur na aan de schenen leggen {uitdr .} ; door de wringer halen {uitdr .} ; samentrekken ; dichtrijgen ; sluiten {レンズを} ; diafragmeren ; lager ; zachter zetten ; minderen ; verminderen ; reduceren ; doen afnemen ; smoren {エンジンを} ; knijpen ; beperken ; limiteren ; terugbrengen ; verengen ; verfijnen ; in bedwang houden {sumō-jargon} ; eronder houden ; inklemmen ; zijn bewegingsvrijheid ontnemen Translation hun átölel ; kényszerít ; megszorít ; összenyom ; présel ; siettet ; szorít ; tolong ; vasal ; elferdít ; gyötör Translation slv ožemati ; ovijati ; stiskati Translation spa prensar ; estrujar ; ordeñar ; esquilmar ; exprimir ; reducir ; condensar
Translation eng to wring ( towel , rag ) ; to squeeze ; to squeeze ( fruit to extract juice ) ; to press ; to extract ; to milk ; to express milk ; to rack ( one's brains ) ; to strain ( one's voice ) ; to extort ; to exploit ; to chew out ; to reprimand severely ; to rake over the coals ; to give a sound scolding ; to tell someone off ; to scold ; to rebuke ; to drill into ; to train ; to narrow down ( one's focus ) ; to whittle down ; to gather up ( curtain , etc .) ; to tighten ( drawstring ) ; to stop down ( lens ) ; to turn down (e.g. radio ) ; to bend ( bow ) ; to draw ; to hold down ; to constrict ; to immobilize Translation ger auswringen ; ausdrücken ; wringen ; pressen ; auspressen ; eine Kuh melken ; sich den Kopf zerbrechen ; abblenden ( Licht ) ; einschränken ; reduzieren Translation fre tordre ( une serviette , un chiffon ) ; essorer ; presser ( un fruit pour en extraire le jus ) ; appuyer sur ; extraire ; traire ; courber ( un arc ) ; maitriser ; immobiliser ; se creuser ( la tête ) ; forcer ( sa voix ) ; pressurer ; extorquer ; exploiter ; gronder ; réprimander sévèrement ; mettre ( quelqu'un ) sur le gril ; passer un savon ; sermonner ; critiquer ; faire des reproches ; former ; entrainer ; concentrer ( son attention ) ; limiter ; réduire ; fermer ( un rideau , etc .) ; serrer ( un cordon ) ; refermer ( le diaphragme d'un appareil photo ) ; éteindre ( par ex . une radio ) Translation rus 1) ( прям . и перен .) выжимать , выдавливать ; 2) вымогать , выколачивать кого-л . ( деньги ); обдирать ( кого-л .) ; 3) (( тк .) 絞る ) {крепко} стягивать ; 4) разбранить
Crossref 油を絞る・1



遣っつける
JMdict 200217
Word 遣っ付ける ; 遣っつける ; やっ付ける
Reading やっつける
Translation dut verslaan ; overwinnen ; afmaken ; uitschakelen ; vellen ; winnen van ; doden ; ervan langs geven ; de volle laag geven ; een pak slaag geven ; zwaar aanpakken ; de das omdoen ; afdrogen {fig .} ; inmaken ; inblikken ; afranselen ; afstraffen ; afrossen ; een afstraffing geven ; zijn portie geven ; zijn vet geven ; ik zal hem! ; een gevoelig lesje geven ; afrekenen met ; korte metten maken ; 'em een kantje geven ; scherp bekritiseren ; heftig tekeergaan tegen ; aanvallen ; te lijf gaan ; uithalen naar ; afkammen ; afbreken ; afkraken ; de grond in boren ; neerhalen ; neersabelen ; hekelen ; kraken ; aftroeven ; de grond in trappen ; op de korrel nemen ; roskammen ; de vloer aanvegen met ; afwerken ; afmaken ; afdoen ; afhandelen ; afwikkelen {問題を} ; afronden ; komaf maken met ; wegdoen ; wegwerken ; zich ontdoen van ; uit de weg ruimen ; aandurven te ~ ; durven te ~ ; wagen te ~ ; het bestaan te ~ ; zo brutaal zijn te ~ ; het lef hebben te ~ ; erdoorheen sukkelen ; met vallen en opstaan het einde halen ; het klaarspelen ; het gedaan krijgen ; het voor elkaar boksen ; het bolwerken ; het fiksen ; stellen ; flikken ; opknappen ; schiemannen ; lappen ; het 'm leveren ; het presteren om ~ ; het rooien ; weten te ~ ; vreten ; zuipen Translation hun porrá tör ; söpör ; támad ; befejez ; megesz vmit ; megeszik Translation spa hacer de cualquier manera ; llevar a cabo de malas maneras ; sacudir ; zumbar ; zurrar ; derrotar ; dar de leches ; batir ; atacar ; acabar
Translation eng to beat ; to attack ( an enemy ) ; to do away with ; to finish off Translation ger etw . durchführen , ohne an die Folgen zu denken ; jmdn . fertig machen ; angreifen ; kritisieren Translation fre battre ; attaquer ( un ennemi ) ; abolir ; terminer ; achever



預かる
JMdict 200217
Word 預かる
Reading あずかる
Translation dut bewaren ; houden ; in bewaring nemen ; in deposito nemen ; in depot nemen ; zorgen voor ; zorg dragen voor ; verzorgen ; onder z'n hoede nemen ; passen op ; oppassen ; letten ; verantwoordelijk zijn voor ; opvangen ; in de kost nemen {子供を} ; beheren ; het beheer voeren over ; leiden ; voeren ; toezicht hebben op ; bemiddelen {けんかを} ; intermediëren ; settelen ; afwikkelen ; inhouden ; voor zich houden ; nog niet bekendmaken ; achterwege laten ; zich onthouden van {コメントを} ; nalaten ; wachten met ; opschorten ; ervan afzien ; onbeslist laten {sumō-jargon} {勝負を} ; niet terugtrakteren ; renteloos lenen ; huren ; pachten ; in pacht nemen Translation hun gondjaiba vesz Translation slv vzeti v varstvo ; skrbeti za ; imeti v varstvu ; paziti na ; zadržati Translation spa mantener en custodia ; recibir en depósito ; hacerse cargo de
Translation eng to look after ; to take care of ; to keep ; to hold on to ; to keep in custody ; to be put in charge of ; to be given responsibility for ; to be entrusted with ; to withhold ( an announcement ) ; to reserve ( judgment ) ; to leave undecided ; to take upon oneself ( to do ) ; to settle (a matter ) oneself Translation ger aufbewahren ; achten auf ; in Verwahrung haben ; verwahren ; verwalten ; in Obhut nehmen ; die Sorge für etw . übernehmen ; für etw . verantwortlich sein ; sich enthalten ; sich zurückhalten Translation fre s'occuper de ; prendre soin de ; garder ( par ex . un enfant ) ; maintenir en garde à vue ; prendre en charge ; se voir confier ; recevoir en dépôt ; réserver ( un jugement ) ; laisser en suspens Translation rus 1) принимать на хранение депозит ) ; 2) брать на себя заботу ком-л .); брать на своё попечение ( кого-л .); ведать ( чем-л .) ; 3) оставить партию ( игру ) незаконченной ; признать игру ничейной ; 4) воздерживаться ( напр . от высказывания мнения ) ; 5) (に) получать ( приглашение ); пользоваться ( чьим-л . вниманием ) ; ( ср .) あずかる【与る】

弱る
JMdict 200217
Word 弱る
Reading よわる
Translation dut verzwakken ; zwak ; zwakker worden ; achteruitgaan ; verminderen ; afnemen ; verflauwen ; verslappen ; minder worden ; teruglopen ; uitgeput raken {過労で} ; opraken ; ervan weten ; een klop van de hamer krijgen ; een kater hebben {fig .} ; in de knel raken ; in een moeilijke situatie raken ; in de penarie raken ; ten einde raad zijn ; geen raad meer weten ; van z'n stuk gebracht worden ; niet weten wat te doen ; in de rats zitten ; ermee omhoog zitten ; opgelaten zijn met ; in z'n maag zitten met ; verveeld zitten {Belg .N.} ; de dupe zijn ; de sigaar zijn ; erbij zijn ; gesjochten zijn {volkst .} ; in de put raken ; gedeprimeerd raken ; ontmoedigd raken ; zich verslagen voelen ; neerslachtig worden ; depressief worden ; terneergeslagen raken ; versomberen ; somber worden ; de fut verliezen ; mismoedig worden ; flippen Translation hun elgyengül ; gyengít ; gyengül ; hígít ; legyengít ; legyengül Translation spa debilitar ; preocuparse ; quedar abatido ; quedar extenuado ; quedar perplejo ; deteriorar
Translation eng to weaken ; to grow weak ; to wane ; to decline ( of one's health ) ; to be downcast ; to be dejected ; to be dispirited ; to be troubled ; to be at a loss ; to be perplexed ; to be annoyed Translation ger schwach werden ; schwächer werden ; geschwächt werden ; entmutigt werden ; in Verlegenheiten geraten Translation fre être embêté ; être troublé ; ( s' ) affaiblir ; ( se ) fragiliser Translation rus 1) ослабевать ( гл . обр . о здоровье , силах ); хиреть ; 2) падать духом , унывать ; теряться ; 3) оказываться в затруднительном положении


外す
JMdict 200217
Word 外す
Reading はずす
Translation dut losmaken ; openmaken ; afzetten {眼鏡を} ; afdoen ; afhalen {ベッドカバーを} ; losknopen {ボタンを} ; loskoppelen ; loshaken {留金を} ; afhaken ; losgespen ; afgespen ; verwijderen ; weghalen ; nemen van ; wegnemen ; weglaten van ; van het slot doen ; uitlichten {戸を} ; uittillen ; disloqueren {i .h.b.} ; debrayeren {mech .} ; ontkoppelen {techn .} ; afkoppelen {ギアを} ; missen {機会を} ; onbenut laten ; laten ontglippen ; verkijken ; mislopen ; misslaan ; misschieten ; ontkomen aan ; ontsnappen aan ; ontwijken ; pareren ; afwenden ; verlaten {席を} ; ervandoor gaan Translation hun feloldoz ; kigombol ; kikapcsol ; megbont ; meglazít ; tönkretesz ; visszacsinál ; elbocsát ; eltávolít ; elugrik ; elvisz ; levet ; utánoz Translation slv odstraniti Translation spa desatar ; deshacer ; remover ; quitar ; desinstalar ; dejar ; salir ; apearse ; escabullirse
Translation eng to remove ; to take off ; to detach ; to unfasten ; to undo ; to drop (e.g. from a team ) ; to remove ( from a position ) ; to exclude ; to expel ; to leave (e.g. one's seat ) ; to go away from ; to step out ; to slip away ; to dodge (a question , blow , etc .) ; to evade ; to sidestep ; to avoid (e.g. peak season ) ; to miss (a target , chance , punch , etc .) Translation ger lösen ; losmachen ; abmachen ; abnehmen ; abstellen ; abkuppeln ; absetzen ; verrenken ; ausrenken ; verfehlen ; nicht treffen ; sich entfernen ; ausweichen ; fortschleichen Translation fre délier ; détacher ; dénouer ; déboucler ; déboutonner ; défaire ; supprimer ; enlever ; désinstaller ; partir ; sortir ; s'éclipser ; manquer ( une cible ) Translation rus 1) снимать ( что-л . надетое , прикреплённое ); откреплять ; отцеплять ; разъединять ; отстёгивать , расстёгивать ; распускать ; 2) упускать ( что-л .); уклоняться ( от чего-л .) ; 3) непроизвольно мочиться , ходить под себя

避る
JMdict 200217
Word 去る ; 避る
Reading さる
Translation dut verlaten ; weggaan ( bij ; van ) ; vertrekken ( bij ; van ; uit ) ; ervandoor gaan ; aangaan {gew .} ; ertussenuit knijpen ; opstappen ; heengaan ( van ) ; heenlopen ; sterven {i .h.b.} ; scheiden ( van ; uit ) ; echtgenoot {m .b.t. ; echtgenote} zich laten scheiden van ; zich verwijderen van ; aflopen van ; weglopen van ; verdwijnen ; wegkomen ; zich wegscheren ; zich wegpakken {veroud .} ; opdonderen {inform .} ; ophoepelen {inform .} ; opflikkeren {inform .} ; oprukken {inform .} ; opdoeken {w .g.} ; opzooien {studentent .} ; zich uit de voeten maken {uitdr .} ; achter zich laten ; op {x uur afstand enz .} liggen ; afliggen van ; verwijderd liggen van ; wijken ; afnemen ; wegtrekken ; verdwijnen ; overgaan ; eindigen ; ophouden te bestaan ; aflopen ; ten einde lopen ; voorbijgaan ; vergaan ; seizoen {m .b.t. ; tijdruimte} verstrijken ; voorbijgaan ; vergaan ; voorbijvliegen {i .h.b.} ; verlopen ; passeren ; omgaan {fig .} ; omlopen {fig .} ; omkomen {fig .} ; verwijderen ; afhalen ; weghalen ; wegwerken ; uithalen ; wegnemen ; afdoen ; afnemen ; verbannen ; zich af maken van ; zich ontdoen van ; bannen ; uitbannen ; afzetten ( van ) ; laten varen ; baan} opgeven {m .b.t. ; stoppen met ; ambt} neerleggen {m .b.t. ; verlaten ; opzeggen ; afstand doen van ; bedanken voor ; vaarwelzeggen ; toneel} afgaan ( van ) {m .b.t. ; totaal ~ ; volledig ~ ; compleet ~ ; geheel en al ~ ; volkomen ~ {voorafgegaan door een ren'yōkei} ; jongstleden ; jl . {afk .} ; laatstleden ; ll . {afk .} ; ~ dezer ; vorige ~ ; verleden ~ ; gepasseerde ~ Translation hun átad ; elmegy ; enged ; hagy ; rábíz ; átmegy ; elhalad ; elkönyvel ; elmúlik ; eltelik ; eltűnik ; felülmúl ; halad ; megelőz ; meghal ; megy ; múlik ; passzol ; telik ; továbbad ; továbbhalad ; tölt ; történik Translation slv ločiti se ( od nekega kraja ), oditi ; miniti , iti mimo ; pustiti ; zapustiti ; prepustiti ; opustiti ; prenehati Translation spa salir ; irse ; pasar ; transcurrir ; ser distante ; echar ; alejar ; apartar ; divorciar ; ( después de de la raíz -masu , esp . un verbo suru ) completamente ; pasado ( ej . abril pasado )
Translation eng to leave ; to go away ; to pass ; to elapse ; to be distant ; to send away ; to drive off ; to divorce ; to ( do ) completely ; last ... (e.g. "last April" ) Translation ger vergangener … ; letzter … ; fortgehen ; weggehen ; ( einen Ort ) verlassen ; sich entfernen ; abhauen ; aufbrechen ; abfahren ; abfliegen ; abreisen ; vergehen ; vorübergehen ( Zeit ) ; vergehen ; verschwinden ; schwinden ; nachlassen ; abnehmen ; weggehen (z. B. eine Gefahr , Krankheit etc .) ; entfernt sein ; vollständig tun ; fernhalten ; sich vom Leib halten ; sich von seiner Frau trennen ; sich scheiden lassen ; meiden ; vermeiden ; umgehen ; absagen ; ablehnen ; Verse voneinander trennen ( bei Kettengedichten ) Translation fre partir ; quitter ; passer ; s'écouler ; être éloigné ; renvoyer ; chasser ; divorcer ; ... complètement ; ... dernier ( par ex . « avril dernier ») Translation rus 1) уходить ; оставлять , покидать ; 2) проходить , уходить ; 3) удалять , счищать ; 4) (( тж .) 距る ) отстоять ( от чего-л .) ; прошлый ( при указании прошедшей даты ) ; ( ср .) さるころ







脱ける
JMdict 200217
Word 抜ける ; 脱ける
Reading ぬける
Translation dut doorsteken ; doelman enz .} passeren {de ; tunnel enz .} doorgaan {een ; doortrekken ; lopen door ; doorboren {i .h.b.} ; haar {van ; tanden} uitvallen ; losgaan ; losraken ; loslaten ; aflaten ; wijken ; van kracht {m .n. ; fut ; pit} eruit gaan ; het laten afweten ; begeven ; verschalen {fig .} ; kwijtraken ; uitraken {ergens} ; ertussenuit komen ; ontkomen ; wegkomen ; ontlopen ; ontsnappen ; ontschieten ; ontgaan ; ontglippen ; een genootschap {m .n. ; wedstrijd ; computerprogramma enz .} verlaten ; zich terugtrekken ; eruit gaan ; ervandoor gaan ; er tussenuit kletsen ; missen ; ontbreken ; wegvallen ; mankeren ; wat mankeren ; niet goed wijs zijn ; niet goed bij zijn verstand zijn ; vesting {van ; stad enz .} vallen Translation hun eltűnik ; kijön ; sikerül ; sorból kilép ; eltűnt ; elveszett ; elillan ; elkerül ; elszökik ; kiömlik ; megmenekül ; szökik Translation slv odpasti ; priti ven ; manjkati ; biti izpuščen Translation spa desprenderse ; escabullirse ; escaparse
Translation eng to come out ; to fall out ; to be omitted ; to be missing ; to escape ; to come loose ; to fade ; to discolour ; to wear a hole (e.g. clothes ) ; to leave (e.g. a meeting ) ; to be clear ; to be transparent (e.g. of the sky ) ; to be stupid ; to be absentminded ; to be careless ; to be inattentive ; to exit (a program loop ) ; to go through ; to pass through ; to give way ; to collapse Translation ger ausfallen ; abbrechen ; ausgehen ; abgehen ; verlieren ; fehlen ; ausbleiben ; nicht da sein ; vermisst werden ; verschwinden ; entkommen ; entweichen ; entfliehen ; austreten ; herauskommen ; durchgehen Translation fre sortir ; tomber ; être omis ; manquer ; s'échapper ; se détacher ; s'estomper ; se décolorer ; porter ; quitter ( par ex . une réunion ) ; être clair ; être transparent ( par ex . le ciel ) ; être stupide ; être distrait ; être négligent ; être inattentif ; sortir ( d'une boucle de programme ) ; traverser ; passer par ; passer à travers Translation rus 1) выпадать ( откуда-л .); выниматься ; 2) быть пропущенным ; 3) недоставать , не хватать ; 4) проходить , исчезать ; 5) проходить через ( что-л .) ; 6) выскальзывать ; избавляться ; 7) выходить ( из общества и т. п.) ; 8) ( связ .) сдаваться





寝取る
JMdict 200217







𠮟る
JMdict 200217
Word 叱る ; 𠮟る ; 呵る
Reading しかる
Translation dut berispen ; bekijven ; verwijten ; laken ; gispen ; afstraffen ; onderhouden ( over ) ; terechtwijzen ; reprocheren {w .g.} ; doorhalen {uitdr .} ; uitvaren tegen {uitdr .} ; ervanlangs geven {uitdr .} ; flink aanpakken {uitdr .} ; onder handen nemen {uitdr .} ; een reprimande geven {uitdr .} ; een uitbrander geven {uitdr .} ; een standje geven {uitdr .} ; een schrobbering geven {uitdr .} ; op zijn kop geven {uitdr .} ; zijn vet geven {uitdr .} ; de wind van voren geven {uitdr .} ; een douw geven {uitdr .} ; voor de blote geven {uitdr .} ; de oren wassen {uitdr .} ; op zijn plaats zetten {uitdr .} ; op zijn nummer zetten {uitdr .} ; op het matje roepen {uitdr .} ; de mantel uitvegen {uitdr .} ; uitbezemen {fig .} ; de les lezen {uitdr .} ; de levieten lezen {uitdr .} ; een preek houden tegen {uitdr .} ; de de pin op neus zetten {uitdr .} Translation hun megfedd ; megszid ; veszekszik Translation slv grajati ; karati ; okregati ; jeziti se na Translation spa regañar ; echar la bronca ; reñir ; reprender ; regañar ; reñir
Translation eng to scold ; to chide ; to rebuke ; to reprimand Translation ger schimpfen ; schelten ; rügen ; zurechtweisen ( um den anderen zur besseren Einsicht zu bringen ) Translation fre gronder ; réprimander ; disputer Translation rus ругать , бранить , распекать ; хулить , поносить ; упрекать , укорять ( кого-л .); давать нагоняй , делать выговор ; читать нотацию ( кому-л .)


Records 1 - 36 of 36 retrieved in 958 ms