日

一日 １日

いちにち いちじつ ひとひ ひとえ

一日中・いちにちじゅう ついたち・1

een dag één dag 1 dag de eerste dag van de maand op één dag op 1 dag op één enkele dag op een zekere dag de gehele dag de hele dag de hele dag lang de godganse dag één dag de eerste dag een zekere dag eens

egy napon

en dan {kot časovno obdobje}

primer día del mes día uno primer día del mes día 1 al día por día primer día del mes un día

first day of the month one day all day (long) throughout the day

ein Tag erster Tag eines Monats Monatserster jener Tag eines Tages (bei adverbialer Verwendung: 0-Akzent) ein Tag den ganzen Tag neulich vor Kurzem dieser Tage erster ein Tag eines Tages ein voller Tag den ganzen Tag von morgens bis abends der erste Tag (eines Monats)

une journée un jour le premier (du mois) premier jour du mois

1) {один} день; в день однодневный {～の} 2) целый (весь) день 3) однажды; как-нибудь 4) первое {число} (месяца) (см.) いちにち