双

双べる 並べる

ならべる

naast elkaar plaatsen dicht bij elkaar zetten zij aan zij leggen juxtaponeren schikken een rij) opstellen een rij) zetten e.d.} klaarzetten {stoelen een (speel)bord} plaatsen {op iets naast iets anders stellen vergelijken opwegen aan een stuk door {praten klagen enz.} {klachten gebreken enz.} opnoemen opsommen

felsorakozik felsorakoztat sorba állít dicsőít hangot ad

postaviti v vrsto razporediti razvrstiti

alinear

to line up to set up to arrange in a line to enumerate to itemize to be equal (to) to compare well (with) to be as good (as)

aufreihen nebeneinander stellen aufstellen nebeneinander legen gegenüberstellen vergleichen Beweise aufführen aufzählen auflisten eine Aufstellung machen spielen (ein Brettspiel)

exposer présenter mettre en place aligner ranger arranger mettre en rang disposer en ligne énumérer dénombrer détailler décomposer (en éléments constitutifs) être égal (à) être semblable (à) être aussi bon (que)

раскладывать расставлять (в ряд) 1) ставить в ряд, выстраивать; располагать по порядку; расставлять по местам; выставлять (на витрине, выставке и т. п.) 2) перечислять 3) (перен.) ставить рядом, сопоставлять