話 掛

話しかける 話し掛ける

はなしかける

aanspreken het woord richten tot toespreken spreken tot accosteren adiëren praaien {fig.} iemand aan zijn jasje trekken {uitdr.} beginnen te spreken zijn verhaal beginnen een gesprek beginnen van wal steken het woord nemen

fecseg társalog

ogovoriti (nekoga)

dirigir la palabra a empezar a hablar dirigirse a una persona hablar (para alguien)

to address (someone) to accost a person to talk (to someone) to begin to talk to start a conversation

ansprechen anreden das Wort richten an sprechen wollen

s'adresser (à quelqu'un) accoster une personne parler (à quelqu'un) commencer à parler engager une conversation

обращаться (к кому-л. (со словами), заговаривать (с кем-л.); адресоваться (к кому-л.)