ダブる だぶる

ダブル・1 ダブルプレー ダブルフォールト

samenvallen op dezelfde tijd vallen elkaar overlappen coïncideren nog eens doen tweemaal doen dubbelspel maken twee man tegelijk uit pitchen} {honkbal} {d.w.z. dubbele fout slaan {(tafel)tennis} een studiejaar overdoen {studentenslang} doubleren {Belg.N. pur.} dubbelen bissen {Belg.N.} nogmaals doorlopen overdoen zittenblijven overzitten {Belg.N.}

podvojiti se združit se podvojen imeti dvojno

doble

to make a double play to make a double fault (in tennis) to be duplicated to be repeated to overlap to fall together (of dates, etc.) to coincide to repeat (a failed course, school year, etc.)

sich überlappen doppelt sein sich überlagern durchfallen (bei einer Prüfung) ein Double-Play begehen einen Doppelfehler machen

être dupliqué être répété se chevaucher tomber au même moment (pour des dates, etc.) coïncider redoubler (une année scolaire, etc.) tourner un double jeu

(разг.) 1) удваивать{ся}; сдваивать{ся}; дублировать{ся} 2) оставаться на второй год 3) (связ.) совпадать