始

始まる

はじまる

beginnen aanvangen starten openen een aanvang nemen aangaan {学校が} van wal steken periodes} inzetten {van intreden {brand oorlog enz.} uitbreken dateren (uit) {i.h.b.} ontstaan ontspringen zijn oorsprong vinden in incipiëren zich instellen {w.g.} tic {van hebbelijkheid enz.} (weer) beginnen

megkezdődik

začeti se

comenzar

börja starta

to begin to start to commence to happen (again) to begin (anew) to date (from) to originate (in)

anfangen beginnen einsetzen ausbrechen entstehen entspringen herrühren

commencer débuter démarrer entamer se (re)produire (re)commencer dater (de) commencer (en) prendre naissance (à) tirer son origine (de)

начинаться; открываться; брать своё начало