後

遅れる 後れる

おくれる

遅刻

te laat zijn te laat aankomen missen {汽車に} niet meekunnen achterblijven snelheid {in ontplooiing ontwikkeling etc.} achter anderen blijven achterliggen achterraken achteropraken achter zijn ten achter zijn niet mee zijn {met zijn tijd met de geest des tijds met de mode etc.} ouderwets zijn klok {m.b.t. uurwerk} achterlopen te langzaam lopen

elkésik késik

zamuditi zakasniti priti prepozno

llegar tarde llegar tarde retrasarse

to be late to be delayed to fall behind schedule to be overdue to fall behind to fall behind (in school, etc.) to struggle (with a subject) to be outdated to fall behind (the times) to be out of touch (with)

sich verspäten zu spät kommen zu spät sein unpünktlich sein überfällig sein zurückliegen zurück sein zurückbleiben überflügelt werden verzagen den Mut verlieren nachgehen (Uhr)

être différé être en retard retarder

опаздывать 1) ((тж.) 遅れる) опаздывать, запаздывать 2) отставать