遺

残す 遺す

のこす

nalaten achterlaten vermaken doen toevallen legateren legeren overlaten doen overblijven doen resteren doen nablijven laten {後に} achterlaten nalaten overleveren {i.h.b.} overhebben overhouden in reserve houden sparen bewaren opzij leggen aanval enz.} pareren {de afslaan weerstaan

átad enged örökül hagy megvéd takarékoskodik

pustiti (za sabo)

dejar (atrás) legar salvar reservar dejar atrás legar salvar reservar

to leave (behind, over) to bequeath to save to reserve

übrig lassen verlassen zurücklassen ungetan lassen unerledigt lassen sparen aufheben jmdm. etw. hinterlassen im Ring bleiben

laisser de coté préserver pour plus tard sauvegarder

оставлять 1) оставлять {в остатке} 2) оставлять {несделанным, непрочитанным (и т. п.)} 3) оставлять, сохранять 4) оставлять (кого-л. где-л.) 5) оставлять {после себя} 6) (в борьбе сумо) выстоять, не сдаться 7) (студ.) подтянуться (повысить успеваемость)