崩

崩れる

くずれる

afbrokkelen verbrokkelen uit elkaar vallen afkalven stukbreken doorbreken instorten ineenstorten invallen ineenvallen inzakken ineenzakken in elkaar zakken het begeven bezwijken het niet houden te gronde gaan doorbreken {腫物が} openbreken collaberen {核が} uiteengaan {人垣が} uiteenvallen zich ontbinden uit het gelid gaan {陣形が} in de war raken in wanorde raken z'n vorm verliezen uit vorm raken uiteengeslagen worden {軍隊が} {姿勢 態度が} verslappen zich ontspannen verstoord raken {信頼関係が} wankelen {決心が} z'n beheersing verliezen {自制が} destabiliseren {同盟の一角が} fragmenteren omslaan {天気が} verslechteren kleingemaakt kunnen worden {円札が} in pasmunt tegen kleingeld ingewisseld kunnen worden crashen {beurst.} {相場が} kelderen {値が} ineenstorten instorten

ájul összeomlik morzsolódik porlad szétmorzsol

zrušiti se zgruditi se sesesti se poslabšati se {vreme}

colapsar

to collapse to crumble to get out of shape to lose one's shape to become disorganized to become untidy to break down to be thrown into disarray to crash (stock market) to slump to decline to break money into small change to turn bad (e.g. weather) to change for the worse to deteriorate

zusammenbrechen zusammenfallen zusammenstürzen zerfallen zerdrückt werden (seine) Form verlieren Geld wechseln können

s'abimer s'effondrer perdre sa forme devenir désorganisé devenir désordonné se décomposer sombrer dans le chaos se retrouver en plein désarroi s'en trouver bouleversé subir un krach (pour un marché financier) s'affaisser s'écrouler s'effondrer faire de la petite monnaie mal tourner (par ex. pour la météo) changer pour le pire se détériorer

1) разваливаться, разрушаться; рушиться, обрушиваться 2) сбиваться; смешаться 3) (бирж.) падать (о курсах) 4) размениваться (o деньгах) 5) ((тж.) 頽れる) гнить; гноиться, нарывать 6) прорываться (о нарыве, волдырях) 7) (перен.) портиться; слабеть