巫 山 戯

巫山戯る

ふざける

grappen grollen grapjassen gekscheren railleren schertsen geinen gekheid grappen maken gekken gekheden uithalen gebbetjes maken kortswijlen {arch.} boerten onzin vertellen {Belg.N. spreekt.} zwanzen niet serieus zijn stoeien spelen ravotten robbedoezen dartelen flirten sjansen het aanleggen met voor de gek houden gekscheren met lachen met dollen met gekken met de draak steken met de spot drijven met een loopje nemen met voor de mal houden op de hak nemen

pajkoskodik vadul játszik vadul kacérkodik lobogtat

to joke to jest to kid to josh to romp to gambol to frolic to frisk to mess around to fool around to screw around to neck to make out to make fun of to laugh at to play a prank

spielen toben spaßen Spaß machen scherzen flirten schäkern veräppeln verschaukeln sich lustig machen verarschen

rigoler plaisanter blaguer se moquer de rire de jouer un tour faire une blague folâtrer gambader batifoler s'amuser faire l'imbécile glander s'embrasser

1) шутить, балагурить; баловаться 2) заигрывать, флиртовать