宿 泊

宿泊

しゅくはく

logeren verblijf houden {in een hotel enz.} zijn verblijf hebben verblijven doorbrengen bivakkeren {fig.} {fig. uitdr.} zijn bivak opslaan te gast zijn overnachten {i.h.b.} hun kwartier hebben {i.h.b.} kwartier maken {i.h.b.} logies onderdak verblijf huisvesting herberging overnachting {i.h.b.} legering

bérlemény

prenočitev prenočevanje prenočišče

alojarse hospedarse hospedaje alojamiento

accommodation lodging

übernachten sich einquartieren unterkommen logieren Unterkunft Übernachtung Einquartierung Logieren Unterkommen

hébergement

ночевать, останавливаться на ночь (на ночлег) ночёвка, остановка на ночь; (воен.) расквартирование ночевать, останавливаться на ночь ночлег) {～する}