不 足

不足

ふそく

満足・2

gebrek ontoereikendheid ongenoegzaamheid inadequatie inadequaatheid tekort nood behoefte deficiëntie schaarste krapte ontevredenheid ongenoegen onvrede misnoegdheid onvoldaanheid misnoegen mishagen ongeneugte {veroud.} ontoereikend insuffisant onvoldoend ongenoegzaam inadequaat deficiënt ontevreden onvoldaan misnoegd tekortschieten ontbreken mangelen schorten falen onvoldoende zijn ontoereikend zijn niet genoeg zijn missen te kort komen verlegen zitten om {veroud. dicht.} gebreken

elégtelenség hiány hiányosság tökéletlenség ínség

manjkati primanjkovati nezadovoljstvo nezadostnost pomankanje ne zadovoljiti ne ugajati ne zadostovati nezadovoljen nezadosten pomanljiv nezadostnost pomankanje primankljaj pomanjkanje hotenje nedovoljenost pomanjkanje

insuficiencia escasez

insufficiency shortage deficiency lack dearth

Mangel Knappheit Unzufriedenheit Widerwillen mangeln an es fehlt an

défectuosité insuffisance manque

1) недостаток, нехватка, дефицит испытывать недостаток (в чём-л.) {～する} не хватать {～になる} (ср.) ふそくがち 2) недовольство испытывать недостаток (в чём-л.)