ボーッと ぼうっと ぼおっと ボウッと ボウっと ボオッと ボオっと ぼーっと ボーっと

vaag onduidelijk schemerig vaagjes vagelijk dof schemerachtig wezenloos suf verdwaasd afwezig leeg absent verstrooid afgetrokken laaiend oplaaiend vlammend opvlammend dagdromen half slapen half sluimeren dommelen doezelen soezen suffen suffig zijn in een soes zijn toet-toet {toetgeluid getoet van een misthoorn e.d.} vlam het opflakkeren} {tw.} {m.b.t. doezelig dommelig half sluimerend soezerig sufferig suffig

bizonytalanul határozatlanul szórakozottan bódultan kábultan kifejezéstelenül homályosan nem kivehetően

dimly hazily faintly vaguely indistinctly with a roar (of flames) with a whoosh flaring up in a daze absent-mindedly vacantly abstractedly blankly idly

geistig abwesend sein gedankenverloren sein im Tran sein vage unbestimmt verschwommen geistesabwesend benommen sein brennend

(см.) ぼっと