放

放す

はなす

loslaten laten gaan de vrije loop laten vieren {veroud. lit.t.} slaken {veroud. fig.} ontslaken hond enz.} losmaken {de loszetten vrijzetten vrijlaten bevrijden {van zijn halsband enz.} laten lopen enz.} laten vliegen {kooivogels de vrijheid geven

elválaszt különválik szeparál szeparálódik

separar dejar libre soltar liberar

to release to let go to free to set free to let loose to turn loose to add (pieces of eggplant, potato, etc.) to water, broth, etc.

loslassen entlassen entbinden freigeben freilassen befreien

libérer lâcher laisse échapper laisser aller détacher ajouter (des morceaux d'aubergine, de pomme de terre, etc.) à l'eau, au bouillon, etc.

выпускать, отпускать {на волю}